Matrices
Met matrices test je je intellectuele en logische denkvermogen. Het lijkt alsof deze testen niets te maken hebben met de inhoud van de baan waar je naar solliciteert. Toch zijn ze heel geschikt om te testen hoe goed jij oplossingen kunt bedenken en of jij flexibel kunt omgaan met nieuwe informatie. De reden is dat jouw opleiding, ervaring of achtergrond bij abstracte testen geen invloed hebben op je resultaat. Daardoor kunnen ze je toekomstige ontwikkeling goed voorspellen. In je assessment zitten daarom bijna altijd abstracte testen zoals bijvoorbeeld matrices.
Hoe zien matrices eruit?
Elke matrix bestaat uit 17 figuren: de opgave zelf bestaat uit 9 figuren en je kunt kiezen uit 8 mogelijke antwoorden (A t/m H). Bij een matrix kun je op 3 manieren regels toepassen om het antwoord te vinden:
- Dezelfde regel geldt zowel horizontaal als verticaal.
- Er geldt horizontaal een bepaalde regel en er geldt verticaal een andere regel.
- De matrix is een doorlopende reeks van vakje 1 t/m vakje 9.
Voorbeeld 1
In bovenstaand voorbeeld wordt er zowel verticaal als horizontaal 1 regel toegepast. Zie het voorbeeld hieronder. Als je vakje 2 over vakje 3 schuift krijg je vakje 1 (horizontaal). Als je vakje 4 over vakje 5 schuift krijg je ook vakje 1. Dit geldt voor alle horizontale en verticale rijen. Het juiste antwoord (vakje 9) is: vakje 6 + vakje 9 = vakje 3 en vakje 8 + vakje 9 = vakje 7. Dus in vakje 9 past antwoord H.
Voorbeeld 2
Bij dit voorbeeld geldt er horizontaal een bepaalde regel en geldt er verticaal een andere regel.
- Horizontaal verschilt de vorm wat betreft het aantal hoeken: vakjes 1, 4 en 7 hebben per lijn 2 hoeken, vakjes 2, 5 en 8 hebben per lijn 0 hoeken, vakjes 3, 6 en 9 hebben per lijn 1 hoek.
- Verticaal verschilt de vorm wat betreft de raakvlakken van de figuren. De lijnen schuiven als het ware over elkaar heen. Vakjes 1, 2 en 3 raken elkaar alleen in het midden en overlappen nog niet. Vakjes 4, 5 en 6 raken elkaar op 2 punten. De twee lijnen zijn nog redelijk dicht bij elkaar. Vakjes 7, 8 en 9 raken elkaar ook op 2 punten maar er zit meer ruimte tussen de 2 lijnen.
Bij deze opgave geldt ook nog een andere regel die in alle vakjes gelijk is: alle figuren hebben 1 dikke en 1 dunne lijn. De dikke lijn schuift steeds verder naar boven, de dunne lijn schuift steeds verder naar beneden. Het juiste antwoord is daarom C.
Tips voor het oplossen van matrices
Matrices kunnen dus zowel verschillen in de hoofdregels (horizontaal/verticaal dezelfde regel, horizontaal/verticaal aparte regel, doorlopende reeks) als in overeenkomsten. Er zijn dus veel dingen waar je op moet letten. Zelf een paar matrices bedenken zou dus een goede oefening zijn: zo leer je creatief denken en de figuren op een abstracter niveau bekijken.
Regels en overeenkomsten die gebruikt worden bij matrices
- Kleuren. Welke kleurenpatronen komen voor per regel?
- Het aantal elementen per figuur plus het aantal elementen per rij.
- Iedere regel bevat bepaalde vormen.
- Optellen of aftrekken. Vakje 1 + Vakje 2 = Vakje 3. Of: Vakje 1 – Vakje 2 = Vakje 3.
- Reeksen. Wordt een regel bijvoorbeeld steeds uitgebreider? Dus: wordt een element steeds groter?
- De richting van een figuur. Wijst een lijn bijvoorbeeld altijd naar de linkerhoek of naar beneden?
- Het zwaartepunt van een figuur. Elementen binnen een figuur kunnen naar één bepaalde kant toe trekken per verticale of horizontale regel.
- Overlappingen, bijvoorbeeld in kleur. Bijvoorbeeld: blauw + groen = rood, paars + oranje = geel.
- Rekensommen. Het aantal elementen boven in een figuur kan bijvoorbeeld opgeteld worden bij of afgetrokken worden van het aantal elementen onder in een figuur.
- Onderlinge verhouding. Lopen lijnen parallel aan elkaar of kruisen ze elkaar juist?
- Patronen. Draait of verschuift een figuur binnen een regel?
Probeer deze kenmerken goed te onthouden: hoe meer regels/overeenkomsten je kent, hoe makkelijker het is om matrices snel te doorzien.
Voorbeeld 3
In dit voorbeeld gaan we het lijstje met kenmerken toepassen.
- Ieder figuur heeft gele sterren (kleuren, vormen).
- Ieder figuur heeft 1 kronkelende middenlijn, 2 schuine lijntjes en 1 verticaal lijntje (vormen).
- Het aantal sterren boven en onder de lijn is ongelijk, zowel in de horizontale als verticale serie. Dit kenmerk (aantal elementen) kunnen we dus vergeten.
- Optellen en aftrekken kan hier wel. Als we de sterren boven de lijn zien als PLUS en de sterren onder de lijn als MIN kunnen we rekensommen maken. Sterren vakje 1 = +2, sterren vakje 4 = +1, sterren vakje 7 = + 3. Vakje 1 + vakje 4 = vakje 7. Ter controle: Sterren vakje 1 = + 2, sterren vakje 2 = -4, sterren vakje 3 = -2. Vakje 1 + vakje 2 = vakje 3, namelijk 2-4 = -2.
- Het laatste dat opvalt is dat er binnen een bepaalde rij, zowel horizontaal als verticaal, patronen zijn waar het gaat om de lijntjes. Ieder lijntje bevindt zich per rij in een andere hoek. Daarnaast blijft de linkerhoek in een figuur altijd leeg.
Oefening baart kunst!
Bij elke capaciteitentest is het verhogen van je snelheid essentieel om een hogere score te halen. Het is daarom erg belangrijk om te oefenen.
Als je oefent kan je score hoger worden. Jouw kans op het krijgen van die felbegeerde baan wordt daarmee ook groter.
Oefen zoveel als je kunt. Dan kun je je opgaven sneller en efficiënter oplossen en krijg je een hogere score.
Ga direct aan de slag met oefeningen voor matrices:
✓ Je krijgt direct online toegang tot de testen.
✓ Niet tevreden? Geld terug!
OYA-training is een onderdeel van 123test. Koop dit pakket op 123test en ontvang gratis het E-book ‘Assessmentgeheimen ontsluierd’ t.w.v. € 9,95.
Omdat matrices je abstracte intelligentie meten, word je hier ook beter in als je andere abstracte testen oefent.
Train daarom ook eens figuurreeksen en figuren. Wij hebben voor deze testen pakketten met oefenvragen:
Ook hier geldt:
✓ Je krijgt direct online toegang tot de testen.
✓ Niet tevreden? Geld terug!
OYA-training is een onderdeel van 123test. Koop dit pakket op 123test en ontvang gratis het E-book ‘Assessmentgeheimen ontsluierd’ t.w.v. € 9,95.